In de maand mei werken we aan twee financiële stukken voor de gemeente Oostzaan. Enerzijds de jaarrekening. Daarin kijken we terug naar 2024. Tegelijk wordt gewerkt aan de begroting voor volgend jaar, voor 2026 dus. Het voelt gek dat we over 2024 geld hebben overgehouden, terwijl we zien dat de begroting van 2026 niet op nul kan komen zonder stevige bezuinigingen. Dat laatste heeft grotendeels te maken met de Rijksoverheid. Die verplicht gemeenten tot veel taken, maar levert daar de knaken niet voor. Dat is een probleem want de belangrijkste inkomstenbron van een gemeente is de jaarlijkse uitkering van het Rijk. Tegelijk is onze gemeentelijke organisatie te klein. En daardoor kwetsbaar. Hoe meer je moet doen met weinig mensen, hoe kwetsbaarder je bent voor bijvoorbeeld ziekteverzuim of verloop. Daarom heb ik eerder in bespreking met de Burgeradviesraad over de bestuurlijke toekomst van Oostzaan gezegd dat de wet van de getallen tégen Oostzaan werkt.
Terug naar 2026. Het tekort komt voor een deel door een extra dip in de uitkering van het Rijk. Door de belangenclub van de gemeenten in Nederland (VNG) wordt gesproken over ‘ravijnjaar’. Niet zo’n handig beeld, want iedereen kijkt dan vooral naar 2026 terwijl het achterliggende probleem (wel de taken, niet de knaken) niet aangepakt wordt.
Het college van Oostzaan is niet van plan met bezuinigingen de broodnodige voorzieningen af te breken. Liever kijken we hoe het tekort op te vangen met behoud van onze dienstverlening. Dat mag het dorp ook van ons verwachten. Ik zal dat een volgende keer toelichten.
Wat ik als wethouder financiën overigens heb geleerd is dat je vooral ‘nee’ moet kunnen zeggen. Uiteraard met een vriendelijke glimlach erbij. Er is immers nooit genoeg geld om alles te kunnen doen. En we willen natuurlijk niet dat de gemeente failliet gaat.